HOMMELTREK

 

Inleiding

Het massaal trekken van hommels in het voorjaar is een niet onbekend verschijnsel. Op meerdere telposten in Nederland (o.a. Breskens, Den Haag en Eemshaven) hebben trektellers dit vaker gezien en ongetwijfeld zullen veel trektellers op andere posten in het land hier ook wel iets van gemerkt hebben. Ook in andere Europese landen is gerichte trek van hommels eerder opgemerkt (bv. Finland en Duitsland). In Nederland zijn er voor zover bekend geen systematische trektellingen verricht.

 

Om iets meer van de hommeltrek te kunnen begrijpen volgt hieronder eerst een korte uiteenzetting over hommels en hun levenscyclus.

Hommels (Bombus) behoren tot de bijenfamilie (Apidae). Van Nederland zijn 29 soorten hommels bekend, waarvan 22 soorten sociaal zijn en 7 soorten zich parasitair gedragen, zgn. Koekoekshommels. Bij de sociaal levende hommelsoorten zijn drie kastes te onderscheiden, te weten; vrouw, werkster en man en bij de parasitaire soorten slechts twee; vrouw en man.

Bij beide groepen is het de vrouw die het langst leeft. De werksters en mannetjes sterven in de loop van de zomer of herfst, en worden slechts enkele weken of hooguit een paar maanden oud. De oude vrouwtjes sterft aan het eind van het seizoen, na ongeveer een jaar te hebben geleefd, in het nest.

Nieuwe vrouwtjes gaan na het uitvliegen op zoek naar mannetjes om mee te paren. Als ze dat gedaan hebben zoeken zij vervolgens een geschikte plek om te overwinteren om in het daarop volgende voorjaar zelf nieuwe kolonies te kunnen stichten, waarna de cyclus zich weer herhaald.

Alle hommels die in het vroege voorjaar dus bij ons rondvliegen betreffen derhalve uitsluitend vrouwtjes (m.u.v. glastuinbouwgebieden, waar nogal eens mannetjes ontsnappen dan wel door de tuinders, om louter economische motieven, bewust uit de kassen worden gezet).

 

Timing van de hommeltrek

Over de precieze timing van de hommeltrek is tot op heden nog erg weinig bekend. Feit is wel dat het in het voorjaar uitsluitend vrouwtjes zijn die aan de trek deelnemen. Het zijn dus ook hommels die nog géén kolonie hebben gesticht.

Dat in ieder geval de temperatuur een grote rol speelt in de timing (o.a. ontwaken uit de winterslaap) is voor de hand liggend. Andere factoren zoals windrichting, luchtdruk en bewolking spelen ongetwijfeld ook een rol (cf. vogeltrek) maar hoe precies is vooralsnog niet duidelijk.

Omdat trek van hommels in Nederland alleen van het vroege voorjaar bekend is, zullen het ook hoofdzakelijk vroeg vliegende soorten betreffen.

 

Welke hommelsoorten trekken

In de literatuur wordt voor (Noord)west-Europa een drietal soorten genoemd; Aardhommel B. terrestris, Veldhommel B. lucorum en Steenhommel B. lapidarius.

 

Trekafstand

Hierover is nog weinig bekend, echter op basis van de huidig bekende informatie kan men in ieder geval met redelijke zekerheid concluderen dat de hommels over vele honderden kilometers trekken, en mogelijk zelfs verder.

Ook van waar ze precies vertrekken dan wel precies naar toe gaan is nog niets met zekerheid bekend.

 

Omvang van de hommeltrek

Aan de hand van de, weliswaar beperkte hoeveelheid, goed gedocumenteerde waarnemingen in binnen- en buitenland, kan worden gesteld dat de omvang van de trek vergelijkbaar is met die van de vogeltrek.

 

 

Achterliggend mechanisme van de hommeltrek

Daar de trek van hommels, voor zover bekent, zich beperkt tot in het voorjaar noordwaarts trekkende vrouwtjes, is dit tevens ook het belangrijkste verschil met vogeltrek. Bij vogeltrek gaat het om een wederkerende beweging van een vogel tussen broedgebied en overwinteringgebied. Bij hommels gaat het om een éénzijdige trekbeweging, nl. van overwinteringgebied naar broedgebied.

Over het waarom hommels trekken is nog het minst bekend. Sommige bronnen denken dat het verband houdt met parasieten welke hommels dwingen te trekken, andere suggereren een verband tussen massale trek en de cycli van woelmuizen (nestplaatsconcurrentie).

 

Er zijn echter ook andere redenen te bedenken, bijv.:

-     door het kortere bloeiseizoen in het noorden produceren noordelijke kolonies minder nakomelingen (voor het op peil houden van die populatie dient deze met andere dieren te worden aangevuld, hoewel een mechanisme denkbaar is dat hiervoor compenseert door extra vrouwtjes te produceren)

-     door het langere bloeiseizoen in het zuiden produceren zuidelijke kolonies meer nakomelingen (door overpopulatie trekt een deel weg)

-     nestplaatstrouw komt bij hommels wellicht nauwelijks of niet voor (maximale uitwisseling van genen)

-     areaalgrenzen liggen niet vast (er wordt steeds naar nieuwe gebieden gezocht)

-     opwarming van de aarde (koudeminnende soorten trekken zich naar het noorden terug, dit is echter niet zo waarschijnlijk, omdat trek van hommels al vele tientallen jaren bekend is)

-     

 

Uit bovenstaande blijkt dat er nog een interessant en onopgelost ecologisch vraagstuk ligt,

waarbij trektellingen een belangrijke bijdrage in de opheldering kunnen vormen.

 

 

 

 

Hommeltrek in 2005

 

Op 1 april 2005 is getracht om tussen 14.30 en 18.00 uur ieder halfuur middels steekproeven het aantal langs trekkende hommels te tellen. Daar de hommels over een breed front zowel links, rechts, laag als hoog overkwamen werd besloten om ieder half uur gedurende precies één minuut alle laag vliegende hommels te tellen en eveneens gedurende precies één minuut (vanaf 15.00 uur) alle hoog overvliegende hommels. De tellingen werden door twee tellers telkens simultaan gedaan, waarbij één teller de hommels links en één teller de hommels rechts van de telpost telde.

Tussen 13.15 en 14.30 uur zijn ook langstrekkende hommels geteld, maar niet op dezelfde wijze.

Dat de trek op deze dag bijzonder was bleek wel doordat er op menig moment meer dan 70 hommels per minuut werden geteld. Op basis van de werkelijk getelde hommels kan worden vastgesteld dat die dag minimaal 11.085 hommels naar het noorden vlogen.

 

 

Doordat de hommels meestal vrij ver uit elkaar vliegen, en natuurlijk ook redelijk klein zijn, viel het de meeste andere vogeltrektellers die dag niet eens op dat de trek zo massaal was.

 

Voor zover kon worden waargenomen ging het vrijwel uitsluitend om soorten uit het aardhommel-complex. Voor een juiste determinatie dienen de beesten echter onder een binoculair te worden bekeken (wijze van bestippeling tussen het buitenste ocellus en het facetoog en op de bovenzijde van het tweede achterlijfssegment). Op basis van een zeer klein aantal gevangen beesten kan met zekerheid gezegd worden dat in ieder geval de Veldhommel Bombus lucorum onder de langstrekkende hommels behoorde.

 

Op 2 april werd om 08.08 uur gestart met het tellen van de vogeltrek. De eerste langstrekkende hommel werd om 08.45 uur waargenomen en vanaf 10.00 uur begonnen ze regelmatiger te vliegen. Op grotere hoogte bleken er vandaag beduidend minder hommels te vliegen, waardoor besloten werd om vanaf 10.45 uur nu zelfs ieder kwartier één minuut lang alle laagvliegende hommels te tellen. De telling werd om 18.15 uur gestaakt. Dat de trek zeer gelijkmatig verdeeld was over de dag blijkt wel uit onderstaande grafiek. Omrekening van de werkelijk getelde aantallen leverde een dagtotaal op van meer dan tienduizend exemplaren.

 

 

Na enkele weken van hommeltrek van enige betekenis werden er op 23 april wederom grotere aantallen waargenomen, die dag werd er echter geen systematische telling verricht.

 

Op 24 april werd om 05.45 uur gestart met het tellen van de vogeltrek. In de ochtend kwam slechts een enkele hommel langs, maar vanaf 12.00 uur trok de trek langzaam aan. Ook nu werd er ieder kwartier weer één minuut lang alle laagvliegende hommels geteld. Toen om 20.00 uur de vogeltrektelling werd gestaakt, vlogen er nog steeds kleine aantallen hommels langs. Het berekende dagtotaal kwam vandaag op bijna zesduizend exemplaren.

 

 

Opvallend is dat op de dagen met sterke hommeltrek er een zwakke tot matige wind uit ZO tot ONO stond (zie onderstaande tabel).

 

01 april 2005: O – ZO 4, afnemend 2-3

02 april 2005: ZO 2-3 -> O 4 -> ZO 4

23 april 2005: ONO 3 -> O 4 -> ONO 2-3

24 april 2005: ONO 3-4 -> O 3

 

Hommeltrek in 2014

 

Op 29 maart 2014 werd opnieuw sterke trek van hommels bij de Kamperhoek waargenomen. Helaas werd er gedurende de dag niet systematisch geteld, maar rond half twee in de middag werden tijdens een aantal korte steekproeven al snel meer dan tien hommels per minuut waargenomen. De weersverwachting voor de volgende dag leek opnieuw gunstig voor veel trek, echter die ochtend begon met een dikke en hardnekkige sluierbewolking en de trek kwam daardoor pas laat opgang.

 

De eerste hommel werd op 30 maart 2014 om 07.29 uur waargenomen, de tweede volgende een uur later. Tot kwart over tien werden er ieder klokkwartier wel hommels gezien, maar steeds niet meer dan slechts één of twee. Daarna nam het aantal langzaam toe, maar tot 12.45 uur kwam het aantal nauwelijks tot niet boven een gemiddelde van één per minuut uit. Vanaf 13.00 uur werd niet langer iedere hommel meer apart geteld, maar werd er net als in 2005 verder steekproefsgewijs geteld. Tijdens ieder klokkwartier werd er steeds twee á drie keer door één waarnemer precies één minuut lang vanaf de telpost naar het oosten alle laag over de dijk vliegende hommels geteld. Om 16.30 uur werd de telling gestaakt, en in deze periode werden er gemiddeld bijna 7,5 hommels per minuut waargenomen. Omgerekend passeerden tussen kwart over zeven en half vijf ´s middags 1.738 hommels. Dit aantal is een minimale schatting, omdat vrijwel alleen de hommels die ten oosten van de telpost passeerden werden geteld. En ook de hoogvliegende exemplaren werden niet systematisch geteld, hoewel dat deze dag waarschijnlijk zeer gering is geweest. Ze werden tijdens het vogeltrektellen dan ook nagenoeg niet hoogvliegend waargenomen.

 

Opnieuw lijkt een zwakke tot vrij matige oostelijke wind (O3 -> O2 Bft.) in deze periode en op deze plek voor gestuwde trek van hommels te zorgen. De sluierbewolking maakte het lastig om een goede bedekkingsgraad van de bewolking vast te stellen. De telling begon met circa 4/8 bewolking, maar een uur later was het vrijwel helemaal bewolkt. Opvallend is dat toen om 10.15 uur de zon langzaam door de bewolking brak (5/8) de aantallen geleidelijk ook toenamen. In tegenstelling tot dagvlinders hebben hommels geen zon nodig om te vliegen, maar blijkbaar vinden ze het wel een stuk prettiger als de zon schijnt. Met het verder wegtrekken van de bewolking, om 11.00 uur nog maar 2/8, kwam de trek goed opgang.